- afnemen
- {{afnemen}}{{/term}}I 〈overgankelijk werkwoord〉1 [van een plaats verwijderen] enlever (de qc., à qn.)2 [van het hoofd nemen] enlever (de)3 [wegnemen] prendre (à)4 [ontdoen van wat er op ligt, staat] enlever (de); 〈afruimen〉 débarrasser; 〈schoonmaken〉 nettoyer5 [afpakken] prendre (qc. à qn.)6 [laten afleggen] faire passer (qc. à qn.)7 [kopen] acheter à♦voorbeelden:1 een gevangene de boeien afnemen • enlever les chaînes à un prisonnieriemand een last afnemen • débarrasser qn. d'un fardeau3 iemand bloed afnemen • faire une prise de sang à qn.4 je kunt (de tafel) wel afnemen • tu peux débarrasser (la table)met zeep afnemen • laver au savon→ {{link=biecht}}biecht{{/link}}5 iemand zijn beurs afnemen • délester qn. de sa bourseeen kind een mes afnemen • retirer un couteau à un enfant6 een gelofte afnemen • faire prêter serment à qn.(iemand) een verhoor afnemen • faire subir un interrogatoire (à qn.)7 goederen afnemen • acheter des marchandisesII 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [verminderen] diminuer2 [korter, kleiner worden] raccourcir♦voorbeelden:1 de belangstelling nam af • l'intérêt diminuade koorts neemt af • la fièvre tombe2 de dagen zijn aan het afnemen • les jours raccourcissentafnemend tij • marée descendante
Deens-Russisch woordenboek. 2015.